Tuinbouw onder glas kwam al in de vroegste oudheid voor. Sommige onderzoekers beweren zelfs dat de Chinezen deze manier van telen al ver voor onze jaartelling bedreven. Anderen beweren dat de eerste bedekte teelten plaatsvonden in de tijd van de Romeinen.

Oranjerieën

Pas in de Renaissance-periode ontstond er echte belangstelling voor de tuinbouw onder glas en werden in Europa de eerste oranjerieën gebouwd. Deze oranjerieën waren vooral terug te vinden in hoven en buitenplaatsen. In die tijd was het niet meer dan een stenen huis met op het zuiden een wand van glas en een kachel om de ruimte in de koude wintermaanden te verwarmen.

In de achttiende eeuw was er behoefte aan meer licht in de oranjerieën en veranderde het uiterlijk van dit type ‘kas’. De kachel werd vervangen door een centrale stookplaats buiten en de verticale glaswanden werden schuin geplaatst waardoor er in verhouding meer glas, dus meer bedekt teeloppervlak, ontstond.

De eenruiter, lessenaar en serre

Zoekend naar een betere bescherming van de gewassen, werden er in het Westland zo rond 1850 voor het eerst losse ramen, zogenoemde schietramen, ingezet. Deze glas-in-loodramen waren echter enorm zwaar en leidden later tot de ontwikkeling van de veel lichtere eenruiters (een glazen plaat in een houten lijst).

Eind negentiende eeuw bleek de teelt van druiven tegen muren achter glas lucratief. Met het instorten van de aardappelhandel en het mislukken van de druivenoogst in de natuur, ontstond de behoefte aan een regelbaar klimaat. Dit leidde tot de ontwikkeling en bouw van de eerste zogeheten lessenaar en later de kopkas.

Zo rond 1900, ongeveer honderd jaar na de bouw van de eerste serres elders in Europa, werden er ook in het Westland verwarmde glazen serres voor de druiventeelt gebouwd. Met de opkomst van deze serres ontstond ook de eerste teelt van tomaten en later komkommers.

Warenhuizen

In Loosduinen teelde men – naar Engels model – succesvol komkommers in serres. Een relatief dure oplossing die niet iedere tuinder zich kon permitteren. Een inventieve tuinder kwam rond 1910 met een beter betaalbare oplossing: hij plaatste het platglas verticaal en legde daar een dek van eenruiters op die steunden op een onderbouw van houten palen. Het warenhuis was geboren.

De behoefte aan onder glas geteelde groente nam na de Tweede Wereldoorlog toe en leidde tot de bouw van de eerste aaneengeschakelde warenhuizen. Kort daarna, rond 1970, maakte men de overstap van met hout en staal gebouwde warenhuizen naar warenhuizen van staal in combinatie met aluminium, zoals we tegenwoordig kennen.